Ik kan mij niet zo goed herinneren hoe ik heb geleerd met geld om
te gaan. Als ik nu terugdenk aan mijn kindertijd dan herinner ik me wel hoe
mijn ouders met geld omgingen.
Mijn ouders werkten allebei fulltime in het onderwijs, mijn vader
als directeur van een school voor speciaal onderwijs, mijn moeder als lerares
op een basisschool. In de jaren 70 van de vorige eeuw waren de meeste moeders
die ik kende thuis. Sommigen werkten parttime, slechts een enkeling fulltime. Ik
weet dat mijn moeder haar werk erg leuk vond en dat het niet alleen om het geld
ging. Het geld zorgde er wel voor dat het ons gezin nooit aan iets ontbrak. Er
werd zorgvuldig met geld omgegaan en het werd zeker niet over de balk gesmeten. Op zondag, aan het eind van de middag ging mijn moeder met een mandje met alle rekeningen, een stapeltje giroboekjes met overschrijfkaarten en haar vulpen aan tafel zitten en de administratie doen. Ik weet niet meer of dit wekelijks gebeurde of eens per maand, mijn vader weet dit ook niet meer precies. Wat hij nog wel weet is dat mijn moeder, toen ik een dreumes was en mijn broer al naar de kleuterschool ging, niet zoveel om handen had en zich toen ontfermde over de administratie. Grote financiële beslissingen namen ze samen en mijn vader was ook altijd op de hoogte van de inkomsten en uitgaven. Er was geen huishoudboekje, de enige administratie waren de afschriften van de giro en de spaarbankboekjes.
Zoals gezegd ontbrak het ons aan niets. We gingen meestal twee keer per jaar op vakantie, in de herfst- en de
zomervakantie. Dan werd er een huisje gehuurd in Nederland, België, Luxemburg of
Duitsland. We gingen op pad in de omgeving, bezochten bossen, musea, steden en
dorpjes. Onderweg kochten mijn ouders broodjes en beleg, tussen de middag zochten we
een gezellige plek op en aten dan onze lunch. Iets bij een horecagelegenheid
nuttigen deden we in vakanties ook, dan dronken we cola of cassis, maar nooit
namen we er iets bij. In de zomervakantie ’s middags een ijsje en in de
herfstvakanties warme chocolademelk met slagroom.
Uit eten gaan was in mijn jeugd veel minder in zwang dan nu. We
aten een paar keer per jaar in een restaurant, in ieder geval altijd op de
trouwdag van mijn ouders en nog een enkele keer zomaar. Veel keus was er nog
niet en vaak aten we bij de chinees of een bistro-achtig iets.
Thuis was de koelkast altijd goed gevuld, en we aten altijd heel
gevarieerd. Snoep, koek en gebak met mate, en dat laatste alleen als er iets te
vieren viel. En was de snoeppot leeg, dan was het wachten tot de volgende ronde
boodschappen. In het weekend was er ’s avonds nog iets lekkers bij de tv.
Er waren cadeautjes met verjaardagen en Sinterklaas, nooit geld,
en altijd wel iets wat ik op mijn verlanglijstje had staan of waarvan mijn
ouders wisten dat ik het graag wilde hebben. Een goed rapport of sportieve
prestatie werden niet beloond met geld, maar dan aten we taart of mocht je
kiezen wat er die avond op het menu stond.
Voor kleding gingen we twee keer per jaar naar de stad, Rotterdam
of Den Haag, en daar werd dan de kleding voor de winter of de zomer gekocht.
Tussendoor gingen we ook nog wel eens naar de stad en kreeg je soms nog wat
nieuws, dat was dan echt speciaal. Voor schoenen gingen we naar een goede
schoenwinkel een paar dorpen verderop en kreeg ik nieuwe schoenen. Dit
gebeurde, net als bij kleding, meestal twee keer per jaar.
Zakgeld kreeg ik ook, heel lang was dit een gulden per week.
Daarvan mocht ik dan voor 10 cent iets te snoepen kopen bij de bakker, de rest
werd gespaard. Ook kreeg ik wel eens geld van grootouders of andere
familieleden. Dit ging in de spaarpot of werd op de bank gezet. Ik kan me niet
herinneren of ik voor iets speciaals spaarde, maar ik weet wel dat ik af en toe
iets van mijn zakgeld kocht, een boek, een bedeltje of iets om te
knutselen. Sparen vond ik leuk, ik had
een klein geldkistje met daarin los geld, dan leek het lekker veel.
Terugdenkend aan deze tijd realiseer ik me hoe zorgvuldig mijn ouders met geld omgingen. Dit kwam door hun opvoeding, beiden geboren in de oorlog, maar het kwam ook voort uit het feit dat zij jong trouwden, al jong hun eerste
kind, mijn broer, kregen en in hun beginjaren op kamers woonde en hard spaarden
voor een eigen plek. Een aantal jaren later, inmiddels op die eigen plek, ben
ik geboren en werd het tijd voor een grotere woning. Die kwam er en in mijn kindertijd
woonden we in een eenvoudige huurwoning in een kleine stad in Zuid-Holland. Doordat
met ouders heel bewust met hun geld omgingen spaarden zij veel en konden zij,
rond mijn twaalfde, een huis kopen.
Als kind heb ik nooit het gevoel gehad dat iets niet kon omdat er
geen geld was, ook heb ik niet het gevoel gehad dat het me aan iets ontbrak.
Het ging gewoon zo en als kind sta je er verder ook niet bij stil. De
zuinigheid van mijn ouders heb ik overgenomen. Maar er is een tijd geweest waarin ik heel makkelijk geld uitgaf, en dan met name aan dingen die ik niet nodig had. Inmiddels doe ik dat niet meer maar doe ik de dingen toch ook anders dan mijn ouders vroeger. Iets minder zuinig misschien maar dat is omdat de tijden nu ook anders zijn. Maar eerst de pubertijd en geld. Hierover later meer.
Deze tekst is, in iets andere vorm, eerder gepubliceerd als gastblog op de website van Zuinigeman.nl